2020-02-26

Interview: Jan-Jesse Lieftink:"Als strafrechtadvocaat moet je goed tegen je verlies kunnen."

Jan-Jesse Lieftink (40) rondde in 2004 zijn master strafrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen af en stond in zijn carrière al vele verdachten bij. Begin februari richtte hij samen met collega Abdel Ytsma een advocatenkantoor op, gespecialiseerd in tbs-zaken: Bureau TBS Advocaten.

Lieftink wist niet altijd dat hij rechten wilde studeren, maar daar kwam verandering in toen hij een zomer werkte in het vertrekcentrum in Ter Apel. “Daar kwam ik in aanraking met uitgeprocedeerde asielzoekers en zag hoe slecht zij het hadden. Ik werd geraakt door de vreselijke verhalen die zij vertelden over hun land van herkomst. Vanaf dat moment wist ik dat ik wilde opkomen voor de belangen van kwetsbare groepen in onze samenleving.” Hij besloot toen rechten te gaan studeren. “Al tijdens mijn eerste studiejaar kwam ik tijdens een praktisch vak in aanraking met het strafrecht. Ik mocht in een strafrechtelijke casus de rol van advocaat spelen. Dat vond ik zo leuk, dat ik vanaf dat moment wist wat ik zou gaan worden: strafrechtadvocaat.”

Lieftink was een ijverige student. “Ik haalde mijn tentamens met gemak en met prima cijfers. Ik vond het ook leuk om te studeren en kon dingen makkelijk onthouden.” Eigenlijk had hij ook nog psychologie willen studeren naast zijn rechtenstudie, maar hij had al genoeg andere nevenactiviteiten. “Ik was lid van een studentenvoetbalvereniging en werkte als barman in diverse nachtclubs in Groningen. Ook liep ik tijdens mijn studie stage bij een strafrechtkantoor.” Als je een carrière in het strafrecht ambieert, kom je er namelijk niet alleen met hoge cijfers, volgens Lieftink. Je zal ook echt ervaring moeten opdoen in de praktijk. Ik ben zelf student-assistent geweest bij de vakgroep Strafrecht in Groningen en griffier bij het Gerechtshof in Leeuwarden. Dat is relevante werkervaring die je moet opdoen, voordat je kans maakt om als strafrechtadvocaat aan de bak te komen.”

Eigenschappen

Voor werk als strafrechtadvocaat moet je niet te jong zijn, aldus Lieftink. “Het is echt een ervaringsvak. Je moet kunnen omgaan met psychotische of manipulatieve cliënten en je moet je mannetje kunnen staan tegenover ervaren officieren van justitie en rechters. Dat kun je gewoon nog niet als je begin twintig bent.” Het is ook belangrijk dat je zelfverzekerd, analytisch en stressbestendig bent. “Je moet goed kunnen relativeren en tegen een stootje kunnen. Je moet tegen je verlies kunnen, want de meeste zaken zal je verliezen. Daar heb ik echt aan moeten wennen.” Naast deze eigenschappen is het belangrijk om oprecht te zijn. “Verdraai geen feiten en ga de rechter geen jurisprudentiecollege geven. Wees kort en bondig en beperk je tot de verweren waarvan je echt denkt dat die kans van slagen hebben.” Het is ook belangrijk dat je een goed inlevingsvermogen in de slachtoffers en nabestaanden hebt. “Voor een zitting loop ik vaak naar de slachtoffers of nabestaanden toe om ze sterkte toe te wensen. Als ze er behoefte aan hebben, leg ik uit wat mijn rol in het proces is. Als ik tijdens mijn pleidooi iets zeg waarvan ik weet dat ik hen daarmee kan kwetsen, dan probeer ik dit aan het begin van mijn pleidooi aan te geven, zodat ze altijd de mogelijkheid hebben om de zaal te verlaten.”

Eigen kantoor

Kortgeleden richtte Lieftink samen met zijn collega-tbs-advocaat Abdel Ytsma het advocatenkantoor Bureau TBS Advocaten op. Daarbij werkt Lieftink vanuit Huizen en Ytsma vanuit Haarlem. Als alles goed loopt, willen zij het kantoor uitbreiden en op langere termijn het meest vooraanstaande tbs-kantoor van Nederland worden. “Wij vinden dat tbs binnen de advocatuur nog altijd een ondergeschoven kindje is. Daarmee bedoel ik dat iedere strafrechtadvocaat tbs-zaken mag doen. Dat vind ik niet terecht.” Volgens Lieftink is tbs namelijk een apart specialisme dat andere kwaliteiten van een advocaat vereist dan gewone strafzaken. “Als tbs-advocaat moet je leren om met kwetsbare cliënten om te gaan en ze op de juiste manier voor te bereiden op zittingen door zoveel mogelijk hun taal te leren spreken. Aan de andere kant moet je ze ook duidelijke regels stellen en ze begrenzen in hun gedrag.” Hier komt vaak ook een psychologische benadering bij kijken. “

Voor tbs-gestelden geldt dat ik me tijdens hun behandeling veel meer als bemiddelaar opstel tussen hen en de behandelaar. Ook dat vergt dus een heel andere aanpak.” Lieftink vergelijkt het met mensen die via een zorgmachtiging gedwongen worden opgenomen in de psychiatrie. “Die mensen krijgen daarvoor een specialistische advocaat toegewezen. Die machtiging voor dwangopname kan worden afgegeven voor een periode van zes maanden of een jaar. Deze kwetsbare patiënten verdienen zeker een specialistische advocaat. Maar ik vind dat cliënten in tbs-zaken hetzelfde verdienen. De cliënt is daarin zeker net zo kwetsbaar. De duur van de vrijheidsbeneming is ook nog eens langer, namelijk vaak twee jaar.”

Belang van advocaat in tbs-zaken

Lieftink vindt het dus van groot belang dat deze kwetsbare groep mensen de juiste rechtsbijstand krijgt. “Zij hebben regelmatig geen verstand van zaken en vertrouwen helemaal op hun advocaat, ook omdat ze vaak weinig tot geen contact meer hebben met hun familie. Die advocaat moet dan wel een echte specialist zijn, dat verdienen ze ook. Hun situatie is soms uitzichtloos. Als advocaat met verstand van de materie kun je daarin voor die cliënt ook echt een verschil maken.”

Lieftink verduidelijkt dit met een voorbeeld. “Ik stond eens een cliënt bij in de tbs die veroordeeld was voor doodslag op zijn ex-vriendin. Dit was een grote Surinaamse en breedsprakige man van begin veertig, zonder strafblad. In zijn strafzaak had het Pieter Baan Centrum geoordeeld dat sprake was van een persoonlijkheidsstoornis. De tbs-kliniek nam die diagnose klakkeloos over. Toen ik de zaak overnam zat deze cliënt al in de tbs.” Lieftink twijfelde echter over de diagnose. “Voor het vaststellen van een persoonlijkheidsstoornis moet iemand over een langere periode in zijn leven op meerdere levensgebieden hebben gedisfunctioneerd. In zijn geval bleek dat nergens uit. Ik schakelde een externe forensisch psycholoog in. Hij kwam tot de conclusie dat er niks mis was met cliënt en adviseerde de tbs te beëindigen. De rechtbank kwam er niet uit en stuurde cliënt opnieuw naar het Pieter Baan Centrum. Ook daar kwam men tot de conclusie, in tegenstelling tot de eerdere rapportage, dat met deze cliënt geestelijk niks mis was. De rechtbank besloot zijn tbs te beëindigen. Als deze man geen specialistische advocaat had gehad, dan was hij veel langer in de tbs verbleven. Daar ben ik van overtuigd.”

Lieftink is zich ervan bewust dat de zaken die hij behandelt gevoelig kunnen liggen in de maatschappij en zoekt daarom soms bewust de media op om hierover uitleg te geven. “Zo is zeer recent de podcast Daders verschenen. Hierin zijn zes daders die een levensdelict hebben gepleegd op een indringende wijze geïnterviewd. Daar werd niet altijd positief op gereageerd. Zo zouden zij ‘hun recht op leven hebben verspild’ en ‘al helemaal geen podium mogen krijgen om hun verhaal te vertellen’. Van die reactie schrik ik echt. Ik wijt dat voor een groot deel aan een gebrek aan kennis over ons rechtssysteem.

In de terugblik op de podcast leg ik zoveel mogelijk uit hoe het rechtssysteem in elkaar zit en probeer ik de sentimenten die in de huidige samenleving spelen te benoemen en te weerleggen.” Daarnaast geeft Lieftink samen met ex-tbs’er Max, van de documentaire Max, een leven in tbs, regelmatig lezingen. Mensen zien dan ook een andere kant van ons tbs-systeem, namelijk dat tbs-gestelden tot in lengte van dagen vast kunnen blijven zitten.” Lieftink zou graag het theater gebruiken als medium om samen met ex-tbs’ers meer uitleg te geven over het systeem en de ‘mens’ achter hun veroordeling. Of zijn uitleg nu altijd baat heeft, dat weet hij niet. “Ik heb in ieder geval mijn best gedaan om zoveel mogelijk nuances aan te brengen in de discussies rondom ons zo unieke tbs-systeem. We mogen hier best trots op zijn.”